‘t Is weer voorbij, die rustige winter. “In lentemodus aub! Ikke euforisch en actief, iedereen euforisch en actief!” De sociale druk kent zijn jaarlijkse heropleving. Voor het gemak noem ik herfst en winter, het wintergedeelte en lente en zomer, het zomergedeelte.
In het wintergedeelte kan je gewoonlijk in rechte lijn over stoep en straat lopen. Voetgangers en verkeer bewegen zich dan in redelijk rechte lijn voort. Niet in het zomergedeelte! Van god weet waar komen mensen terug op straat. Inkopen doen op de zaterdagmarkt wordt corvee en in de winkelstraten zijn zowel wettelijke als stilzwijgende overeenkomsten niet meer van tel. Overal staan mensen in de weg. “Pardon, mag ik even passeren, a.u.b.?” Ik zie ze denken: “Zeg, het is wel mooi weer, he!” Jaja, vitamine D, minder of lichtere kledij, de heerlijke geur van het seizoen, beetje bijbruinen, frisse slaatjes, heerlijke seizoensvruchten, alles sneller droog, minder energieverbruik, ook binnen helderder daglicht, …, dat vind ik ook wel, ja, dát wel ja.
Ik weet niet of ik best eerst wegduik voor die fietser die zich met zijn neus in de lucht op het stoepgedeelte begeeft, voor het groepje uitgelaten jeugd dat daar afkomt of voor die vlieg die het beste van zichzelf geeft. Je hoeft niet per se hoogsensitief te zijn om onderhevig te zijn aan de luidruchtige zomerclans. Nog meer dan anders zal je gehoord hebben wat mensen aan elkaar vertellen. Nog meer dan anders wordt het luide gekwebbel en het geroep en gekrijs van kinderen beschouwd als vrolijkheid en spontaniteit.
Waar ik mij in het zomergedeelte wel graag tegoed aan doe is de studie van het wonder der types want ‘mensen kijken’ raakt, voor mij althans, niet afgezaagd. Ik kan er maar niet over uit hoe uiterlijkheden heel vaak een persoonlijkheid kunnen voorspellen. Mijn totale en complete verbijstering gaat uit naar dieren en hun baasjes. Zoals met alles: projectie of spiegelen maar dat dat dier dan ook nog gevonden wordt door die persoon, vaak onbewust, dat vind ik on-ge-loof-lijk! Zou je wel in de stad je hond niet aan een riem van 5 meter wil houden en nee, ik heb niet de behoefte om het dier te gaan strelen of er een praatje over te maken.
Ik vraag me soms af of er in de dierenwereld ook sociale druk bestaat. Een dier dat ziek of anders is wordt vaak verstoten maar wordt een gezond dier ook als raar bevonden als het in het zomergedeelte niet mee overactief wordt? Wat ik ook niet snap: dan hebben de vogeltjes conversaties van hier tot ginder. Hebben ze dan in de koudere seizoenen niets te vertellen? ’t Zijn precies ook altijd dezelfde fluiters. Uitgelatenheid, overacting, twee wezens die een hele groep lijken. Ik gok op een gelijklopend patroon met de mensenwereld.
Uiterlijkheden! In het wintergedeelte kan je nog van een publieke mildheid spreken voor wat je kledingkeuze betreft. Ligt je haar wat in de war of is het grijs niet tijdig bijgewerkt, dan aanvaardt men dat enigszins maar durf dat niet meer te riskeren eens de lente begonnen is! Met een gelukzaligheid barsten de oordelen los, alsof het dan nóg meer gepermitteerd is: “Jij draagt nog winterkleuren of waarom draag je je haren eens niet zo?” Ben je iemand die ánders al wat anders is, bereid je dan al maar mentaal voor op dergelijke zomerscènes!
“Hoe? Ben jij niet weggeweest met dat mooie weer?!” “Nee.” “En de natuur is nu zo mooi!” “Ja.” “En zo eens een fietstochtje, ook niet?” “Nee.” “Toch wel eens een terrasje gedaan of buiten gegeten?” “Nee.” “Naar waar ga je op reis?” “Nergens heen.” “Alé, waarom niet?” “Ik blijf graag thuis.” “Je zet je ramen toch open?” “Ja, dat wel.” De volgende ontmoeting bij zonnig weer: “Hoe? Ben jij niet weggeweest met dat mooie weer?!” “Nee.” “En de natuur …” Dit terzijde en tussen ons gezegd, ik ga absoluut met regelmaat buiten want ook buitenshuis valt er altijd wel iets te regelen en als het dan al eens regent, dát kan míj dan weer totaal niet schelen. Ik vind mensen trouwens net een ietsje sympathieker (lees: gemoedelijker, evenwaardiger, altruïstischer) als niet alles rozengeur en maneschijn is. Tja!
“Ok ok, ik wil nog wel eens een uurtje samen iets te gaan drinken. Maximum twee uurtjes!” (Wanneer doen uitstapjesmensen hun huishouden eigenlijk?) Ergens binnen gaan zitten schijnt ‘not done’. Het wordt steevast een terrasje bij terrasjesweer. Tot de laatste Belgische zonnestraal standhoudt, in weer en wind of tussen lastige insecten, we blijven zitten! Begrijp me niet verkeerd, ik gun het iedereen. Alleen vind ik het niet vanzelfsprekend dat het vanzelfsprekend is dat ik zomaar moet volgen.
Nog een half jaartje geduld. Als het de-zomer-is-weer-bijna-voorbij-geklaag er komt, kan ik mijn winterdekentje weer spreiden, binnen mijn vier muren ‘iets drinken’, want ‘dan is het wel veroorloofd’, en terug rustig ademhalen.